- heen
- {{heen}}{{/term}}1 [weg] parti2 [op de heenweg] à l'aller♦voorbeelden:1 heen gaan • s'en aller; 〈dood〉 décéder〈figuurlijk〉 ver heen zijn • être à un stade avancé (de démence, d'alcoolisme, etc.)heen en weer lopen • aller et venir〈figuurlijk〉 heen en weer praten • peser et repeser〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 een heen en terug • un aller et retour2 heen neem ik de tram, terug loop ik • je prendrai le tram à l'aller, et je rentrerai à pied¶ je kunt daar niet heen • on ne peut y allerergens heen gaan • aller quelque parthier wordt langs elkaar heen gepraat • c'est un dialogue de sourds〈figuurlijk〉 waar wil je heen? • où veux-tu en venir?〈figuurlijk〉 waar moet het heen? • comment cela finira-t-il?dwars door alles heen • à travers toutover de berg heen • par-delà la montagne
Deens-Russisch woordenboek. 2015.